Hoera, ik maak een fout!
Ben jij ook altijd zo blij als je iets verkeerd doet? Nee? Op zich een goed teken dat je er niet blij mee bent, want dat zegt dat je het liever goed wil doen. Maar fouten maken doen we nu eenmaal, want we kunnen niet alles altijd maar zomaar. En van de vergissingen die we maken kunnen we juist ook veel leren.
En dat geldt niet alleen voor ons, maar ook voor de leerlingen van Jezus. Zelfs voor de leerling die Jezus zijn ‘rots’ noemt: Petrus.
Deze veertigdagentijd reizen we mee met Petrus. Hij wil het hartstochtelijk graag goed doen. Hij wil dat Jezus blij met hem is. Hij wil alles voor Jezus doen. Maar het lukt hem niet. We zien hem blunderen en hij merkt dat zelf ook. Het maakt hem droevig en teleurgesteld. Maar Petrus gaat toch niet bij de pakken neerzitten, ook al doet hij zoveel fout. Hij leert ervan. En zo leert hij een heel aantal belangrijke dingen van Jezus. Dingen die ook wij van Jezus kunnen leren.
Op de eerste zondag gaat het erover dat Jezus voor het eerst aan zijn leerlingen wat er met Hem zal gaan gebeuren. Jezus zal gedood worden. Als Jezus dat vertelt schrikt Petrus erg: het kan toch niet zo zijn dat de Zoon van God moet lijden en sterven? Fel roept hij uit: ‘Nee, dat mag niet gebeuren! God zal u beschermen, Heer.’ Jezus leert hem dat dat toch zo is, hoe moeilijk dat ook te begrijpen is.
Op de tweede zondag viert Jezus viert de paasmaaltijd met zijn leerlingen. Tijdens het eten staat Jezus opeens op, doet een schort om, pakt een bak water en begint de voeten van zijn leerlingen te wassen.
Als Petrus aan de beurt is, roept hij verontwaardigd uit: ‘Heer, u gaat toch niet mijn voeten wassen?’ Jezus leert Petrus en ons dat het belangrijk is om elkaar te dienen.
Op de derde zondag gaat Jezus na het laatste avondmaal met zijn leerlingen naar de Olijfberg. Onderweg vertelt zegt Jezus dat zijn leerlingen hem allemaal in de steek zullen laten. Petrus springt op. Dat zal hij zal dat nooit doen! Hij zal Jezus nóóit in de steek laten. Zelfs niet als dat hem zijn eigen leven zal kosten. Later leert hij dat het toch waar is. Zelfs al wilde Petrus het niet, hij doet het toch. Petrus leert hoe moeilijk het is om het altijd goed te doen.
Op de vierde zondag zijn ze in de tuin van Getsemane. Jezus gaat naar een afgelegen plek om te bidden. Drie van zijn meest vertrouwde vrienden, waaronder Petrus neemt hij mee. Hij vraagt ze om wakker te blijven terwijl Hij zelf verderop een eenzame plek opzoekt om alleen te zijn met zijn Vader. Als hij terugkomt slapen ze toch. Jezus leert Petrus, en ook ons om wakker en alert te zijn op de dingen die komen gaan.
Op de vijfde zondag wordt Jezus gevangengenomen. De leerlingen roepen naar Jezus. Zullen we er met onze zwaarden op los slaan, roepen ze vertwijfeld. Petrus was nog sneller en pakte zijn zwaard meteen en sloeg het oor van een van de mannen die Jezus gevangennamen af.
Maar Jezus zei: hou daarmee op, Petrus, zo is het genoeg. En hij raakte het oor aan en genas de man. Jezus leert Petrus en ook ons dat geweld niet de oplossing is.
Op de zesde zondag is het Palmpasen. We gaan even terug in de tijd. Nog even is Jezus niet gevangen. Wat lijkt het lang geleden, maar het maar een paar dagen voordat Jezus gevangen genomen wordt, dat Jezus Jeruzalem inrijdt op een ezeltje. En iedereen hem toejuicht.
Op de zevende zondag is het Pasen. Petrus denkt dat Jezus dood is. Maar dan komt Maria de leerlingen vertellen dat het graf leeg is. Ze rennen ernaartoe. En ze ontdekken dat het waar is. Petrus heeft zich vergist.
“Jezus is niet dood. Hij leeft!”